Groei van de bevolking
Prognoses wijzen uit dat de totale bevolking in Nederland in 2040 gestegen zal zijn. De bevolkingssamenstelling zal echter veranderen; er zullen meer ouderen zijn en er zal sprake zijn van een grotere etnische diversiteit. Bij een deel van de regio’s zal bevolkingskrimp optreden en de gemiddelde huishoudenomvang zal kleiner worden. Het kindertal per vrouw zal iets toenemen. Regionaal zullen de verschillen in ontwikkeling groot zijn. Waar moet rekening mee gehouden worden in de provincie Utrecht?
Maatschappelijke opgaven
- Kleine gemeenten vergrijzen meer dan grote steden: zijn er voldoende passende voorzieningen? En wordt er voldoende rekening gehouden met de variëteit in leefstijl en zorgbehoeften van de komende generaties 75-plussers?
- Het aantal eenpersoonshuishoudens gaat stijgen: is er voldoende passende woonruimte?
- Jongeren gaan later het huis uit: hoe maken zij een soepele overgang naar zelfstandig wonen?
- Terugloop en hernieuwde groei aantallen basisschoolleerlingen: zijn basisscholen voorbereid op grote schommelingen?
Naar verwachting zal de hele Nederlandse bevolking in 2040 bestaan uit 18,1 miljoen inwoners. De groei die tot die tijd plaatsvindt zal echter niet gelijk over de provincies verdeeld zijn. De sterkste groei wordt verwacht in de provincies Flevoland, Noord Holland en Utrecht. Krimp zal naar verwachting in deze periode optreden in Groningen, Drenthe, Zeeland en Limburg.(i)
(i) CBS Statline
Niet alle gemeenten maken dezelfde ontwikkeling door wat bevolkingsgroei betreft. Binnen de provincie Utrecht groeit naar verwachting de gemeente Utrecht relatief het sterkst tot 2040, gevolgd door de gemeenten Bunnik , Vianen en Amersfoort. Krimp doet zich naar verwachting voor bij de gemeenten IJsselstein, Lopik, Montfoort, De Ronde Venen en Oudewater.
Niet alleen het aantal inwoners, maar ook het aantal huishoudens zal naar verwachting voor heel Nederland gaan stijgen; van 7,7 miljoen in 2015 naar 8,5 miljoen in 2040.(i) In de provincie Utrecht neemt naar verwachting het aantal huishoudens toe met een kleine 100.000 tot 672.300 in 2040. In die periode zal ook de omvang van de huishoudens veranderen. Bestond in het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw een gemiddeld huishouden nog uit 2,35 personen, dit zal naar verwachting gaan dalen naar 2,09 in 2040. Het CBS gaat er van uit dat vooral het aantal mensen dat alleen woont, blijft toenemen als gevolg van enerzijds de voortgaande individualisering en anderzijds vergrijzing.
(i) CBS, Statline.
Op dit moment ligt de gemiddelde huishoudensgrootte in de kleine gemeenten beduidend hoger dan in de vier grote steden. Voor de provincie Utrecht geldt bijvoorbeeld dat de gemiddelde huishoudensgrootte in de stad Utrecht in 2016 op 1,93 ligt (het laagst) en voor Renswoude op 2,72 (het hoogst). In de prognose wordt verwacht dat de gemiddelde huishoudensgrootte in de grote steden in de toekomst wat stijgt, terwijl het in de kleinere gemeenten fors daalt. Het CBS verwacht dat de vergrijzing in de kleinere gemeenten sterker zal zijn dan in de grote steden, waardoor relatief meer ouderen alleen komen te staan door het overlijden van hun partner. Bovendien trekken volgens het CBS meer jongvolwassenen naar de grote steden en stichten daar, in plaats van in de middelgrote en kleinere gemeenten, een gezin. Dit alles leidt tot een sterkere daling van de huishoudensgrootte en een stijging van het aandeel eenpersoonshuishoudens in kleinere gemeenten. Netto zal door al deze ontwikkelingen het gat in de huishoudensomvang tussen kleinere en grote gemeenten vrijwel gedicht worden.
De groene druk in een gebied is de verhouding van het aantal 0-14 jarigen ten opzichte van de potentiële arbeidspopulatie van dat gebied: het aantal 15-64 jarigen. Gemiddeld voor Nederland is de groene druk 25,2, voor de provincie Utrecht is die hoger, namelijk 27,1. Voor de provincie als geheel geldt dat er bovengemiddeld veel jonge kinderen zijn waarvoor gezorgd moet worden. Voor de gemeenten Utrecht (24) en Nieuwegein (24,4) geldt dat de groene druk relatief laag is. Voor de gemeenten Woudenberg (33,3) en Renswoude (35,8) is deze relatief hoog.
Niet alle leeftijdsgroepen groeien even sterk als we de periode tot 2040 bekijken. Het vooruitzicht is dat er ten aanzien van het aantal 4-12 jarigen (basisschoolkinderen) relatief sterke fluctuaties te verwachten zijn. Tussen 2010 en 2015 is volgens het CBS het aantal basisschoolkinderen sterk gedaald, van 1,6 miljoen naar 1,5 miljoen. De verwachting is dat deze daling nog zo’n tien jaar zal doorzetten. Hierna wordt echter weer een groei verwacht. In 2025 zijn er naar verwachting ruim 1,4 miljoen kinderen in de basisschoolleeftijd, een daling van ongeveer 5% ten opzichte van 2015. Door de toename die daarop volgt, ligt het aantal basisschoolleerlingen tegen 2030 weer op het niveau van 2015 en stijgt daarna verder door. Overigens geldt dat er hierbij wel verschillen spelen tussen stad en platteland. In de vier grote steden zal er tot 2030 sprake zijn van groei, bij de gemeenten tot 100.000 inwoners zal er tot 2030 sprake zijn van krimp. Voor de provincie Utrecht geldt in 2016 dat de gemeenten Nieuwegein (5,3%), Utrechtse Heuvelrug (5,3%) en Wijk bij Duurstede (5,4%) en De Ronde Venen (5,4%) relatief het minst aantal 5-10 jarigen hebben. De gemeenten Houten (7,2%), Renswoude (6,9%) en Bunschoten (6,8%) het meest.
Sinds 2009 is de leeftijd waarop jongeren het huis uitgaan gestegen. Deze stijging leek volgens het CBS in eerste instantie samen te hangen met de economische crisis, maar nu de economie weer aantrekt blijft een daling uit. Het CBS gaat nu bij haar prognoses uit van een structurele stijging van de leeftijd waarop jongeren het huis uit gaan. Er is hierbij sprake van duidelijke regionale contrasten. In Noord Nederland, Flevoland en Zeeland verlaten kinderen eerder het ouderlijk huis dan in de rest van de Nederland. CBS verklaart dit uit het feit dat het in deze gebieden voor jongeren moeilijker is om (op korte afstand) hoger onderwijs te volgen of een baan te vinden. Deze redenering volgend, kunnen we aannemen dat het voor jongeren in de provincie Utrecht relatief makkelijker is om langer thuis te wonen; het aandeel hogescholen en (nabijgelegen) universiteiten is in de provincie vrij hoog. Overigens doen zich op het gebied van samenwonen nauwelijks regionale verschillen voor.
De grijze druk in een gebied is de verhouding van het aantal 65-plussers ten opzichte van de potentiële arbeidspopulatie van dat gebied: aantal 15-64 jarigen. Gemiddeld voor Nederland is de grijze druk 27,8, voor de provincie Utrecht is die lager, namelijk 24. Binnen de provincie is de grijze druk het laagst voor de gemeenten Utrecht (14), Houten (18,8) en Amersfoort (20,7). Het hoogst is de grijze druk in de gemeenten Baarn (36,1), Utrechtse Heuvelrug (39) en De Bilt (39,4).
Er zullen in de toekomst méér ouderen komen, zo voorspelt het CBS, en deze vergrijzing zal vooral in kleinere gemeenten plaatsvinden. Naar verwachting zal in 2030 rond de 25% van de inwoners van een kleinere gemeente 65 jaar of ouder zijn, tegenover 15% in de grote steden. De ouderen vormen daarbij niet een homogene groep met dezelfde (leefstijl)wensen en verwachtingen. Het Sociaal Cultureel Planbureau(i)stelt dat niet alleen wat betreft materiële bezittingen, maar ook wat betreft gezondheid en fysieke en cognitieve prestaties er grote verschillen zullen zijn wat betreft gender, etnische achtergrond en sociale klasse van de groep 75-plussers. Ook stelt zij dat de groep migranten in de ouderenzorg de komende jaren zowel absoluut als relatief toeneemt. Het aantal niet-westerse migranten boven de 65 jaar groeit naar verwachting van 78.000 personen in 2011 naar 520.000 in 2050. De voorspelling is dat hierdoor ook de zorgvraag zal veranderen; bij de zorg voor migrantenouderen zullen zich culturele verschillen openbaren in hulpvraag en –aanbod.
(i) SCP, 2016. De toekomst tegemoet. Leren, werken, zorgen, samenleven en consumeren in het Nederland van later.
De provincie Utrecht...
- heeft relatief veel 0-10 jarigen.
- heeft relatief weinig 50-plussers.
- heeft relatief weinig eenoudergezinnen.
- heeft een gemiddeld aantal autochtone inwoners.
- heeft een bovengemiddeld aandeel hoogopgeleiden.